Vanaf 2014 is de eerstelijns-psychologische zorg onderdeel van de Generalistische Basis GGZ. Dit betekent dat de Basis GGZ bedoeld is voor mensen met lichte tot matig ernstige stoornissen. Na de diagnostiekfase bespreekt de psycholoog of uw klachten behandeld kunnen worden middels één van de zorgproducten binnen de Basis GGZ, te weten: product Kort, Middel, Intensief of Chronisch. Het totaal aantal consulten varieert hierbij van vijf tot circa 12 consulten per zorgproduct, afhankelijk van de ernst van uw klachten.
In 2022 is het bovenstaande model veranderd in het nieuwe zorgbekostigingsmodel: het Zorgprestatiemodel. In het zorgprestatiemodel worden ggz-behandelingen niet meer als traject afgerekend, maar als losse zorgprestaties. De zorg die u krijgt verandert niet. U kunt wel de rekening makkelijker controleren. U kunt precies zien wie u tijdens een consult heeft gesproken en hoeveel tijd daarvoor in rekening wordt gebracht. Ook komt de rekening sneller, bijvoorbeeld na een maand. Wij werken via de methode: werkelijk gerealiseerde tijd en dat zal ook op de factuur staan!
In de oude bekostiging bepaalde de diagnose vaak de prijs van de behandeling. In de nieuwe bekostiging is dit niet meer zo. In het zorgprestatiemodel legt uw zorgverlener een zorgvraagtype vast. Het zorgvraagtype geeft informatie over uw zorgvraag. Uw zorgverlener kan die bijvoorbeeld gebruiken bij het opstellen van een behandelplan. Het zorgvraagtype bepaalt niet de prijs van de behandeling. Dat doen de zorgprestaties die u krijgt. Soms bepaalt uw zorgverlener tijdens de behandeling opnieuw het zorgvraagtype om verandering duidelijk te maken. Het zorgvraagtype vindt u terug op de rekening. In principe komen er in de basis GGZ de eerste vijf zorgvraag typen het meeste voor en komen alleen voor in hoofdgroep X. In deze hoofdgroep worden patiënten ingedeeld die in de regel last hebben van een “common mental disorder”. Dit zijn bijvoorbeeld stemmingsstoornissen, angststoornissen, trauma en stress gerelateerde stoornissen, eetstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen e.a.
Wanneer vind zorgvraagtypering plaats in de behandeling?
Wanneer de cliënt al in behandeling is, op een passend moment als het traject (kort, middel of lang) is afgerond en dan vindt er een evaluatie plaats om te kijken hoe het gaat op de verschillende vragen en of degene vooruit is gegaan en minder klachten heeft. Is de hulp voldoende geweest of is er meer nodig?
Bij een nieuwe cliënt is de plaats van zorgvraagtypering in het zorgproces na de diagnostiek (dat zijn meestal de eerste 2 gesprekken als duidelijk is wat er met de cliënt aan de hand is).
Zorgvraagtypering in het zorgproces
Zorgvraagtypering komt in verschillende fases van het zorgproces terug.
Fase 1: Bepalen zorgvraag en problematiek van de patiënt
Als een cliënt wordt verwezen naar de ggz vult de regiebehandelaar (of iemand onder diens verantwoordelijkheid) in de diagnostische fase de HoNOS+-vragenlijst in.
De HoNOS+-vragenlijst wordt ingevuld op basis van de verkregen informatie en de klinische indruk. De scores op deze HoNOS+-vragen leiden naar één of meerdere zorgvraagtypen. Een zorgvraagtype omschrijft de zorgvraag en problematiek van de patiënt.
Fase 2: Behandeling
Na het bepalen van het zorgvraagtype start de behandeling van de patiënt.
Verplicht op de factuur
Het zorgvraagtype wordt verplicht op de factuur vermeld bij alle zorgprestaties. Er is één uitzondering: bij diagnostiekconsulten is het vermelden van het zorgvraagtype op de factuur optioneel.
Fase 3: Evaluatie
Evaluatie van het zorgvraagtype vindt plaats op logische momenten in het behandelproces. Dit kunnen geplande momenten zijn, maar ook ingelaste evaluaties naar aanleiding van veranderingen in de problematiek van de patiënt. Tijdens evaluatiemomenten wordt nagegaan wat het resultaat van de behandeling is en of en hoe die dient te worden voorgezet. Voor elk zorgvraagtype is er een richtinggevende evaluatietermijn. Deze termijnen verschillen per Zorgvraagtypen en hangen samen met de ernst van de problematiek.
Opmerking: Gedurende het behandeltraject wordt het beloop van uw klachten gevolgd, door afname van vragenlijsten (SQ48). Constateert de psycholoog in de diagnostiekfase dat u niet binnen de Basis GGZ geholpen kunt worden, dan wordt u terugverwezen naar de huisarts (dit wordt een transitietraject genoemd, het betekent dat u dan twee gesprekken heeft in de vergoede zorg).
Het kan ook zijn dat de problematiek te zwaar is voor de Basis GGZ en het zorgvraagtype niet past binnen de setting, dan is een verwijzing naar de Gespecialiseerde GGZ nodig. Mocht de problematiek te licht zijn (er is geen sprake van DSM stoornis) dan kan laagdrempelige hulp uitkomst bieden, zoals begeleiding door de praktijkondersteuner van de huisarts (POH-GGZ) of het wijkteam.